Herken je dit? Je zit midden in een goede bespreking met je boekhouder of met de bank en ineens beginnen ze met moeilijke woorden te strooien? Je doet je best om het bij te houden, maar door de verschillende termen weet je gewoon niet zo goed welke kant ze op willen. Hierdoor zou je zo maar eens ‘ja’ kunnen zeggen op de verkeerde dingen. Ik zet de zeven belangrijke financiële woorden voor je op een rijtje.
1. Jaarrekening
Ieder jaar stelt je onderneming een jaarrekening op. Vanuit deze jaarrekening zie je hoe je onderneming het gedaan heeft. De twee belangrijkste onderdelen in een jaarrekening zijn de balans en winst & verliesrekening.
Hoe groter je onderneming, hoe meer eisen de wet stelt aan de inrichting van je onderneming. Classificeert je onderneming als middelgroot, dan is bijvoorbeeld een accountantscontrole verplicht. Je bent middelgroot als je aan minimaal twee van deze drie voorwaarden voldoet:
- Balanstotaal is groter dan EUR 6 miljoen
- Netto omzet is minimaal EUR 12 miljoen
- Aantal werknemers is minimaal 50
2. Balans
Een balans geeft aan de ene kant je vermogen weer, dit is de debet zijde. Hieronder vallen bijvoorbeeld je machines, voorraad, maar ook je debiteuren en je positieve banksaldo.
Aan de andere zijde van de balans staat hoe je deze middelen gefinancierd hebt (credit zijde). Dit kan door zowel eigen vermogen, als door leningen. Deze leningen kunnen leningen van de bank zijn, maar ook crediteuren vallen hieronder.
Het mooie van een balans is dat deze altijd in evenwicht is. Als aan de ene kant EUR 100,- staat, staat dit exacte bedrag ook aan de andere kant. Is dit niet het geval, gaat er iets niet goed in je boekhouding.
Wil je meer weten over hoe een balans in elkaar zit? Lees dan deze blog.
3. Winst & Verlies rekening
Je winst & verlies rekening geeft weer hoe je onderneming het dit jaar gedaan heeft en hoeveel winst je behaald hebt.
Allereerst begin je met je netto omzet. Hier haal je je inkoopkosten vanaf, bijvoorbeeld inkoop van je voorraad. Vervolgens heb je allerlei overige kosten. Denk dan aan de huur van je pand, kosten voor je medewerkers en kosten voor je boekhouder.
Het resultaat dat overblijft is het resultaat voor belasting. Hier dien je vervolgens inkomstenbelasting over te betalen als je een eenmanszaak hebt en vennootschapsbelasting als je een B.V. hebt.
Wil je meer weten over een winst & verlies rekening, lees dan deze blog.
4. Debiteuren & Crediteuren
Niet alleen een super grappige serie, zeker als je financial bent en dit heel herkenbaar is. Maar ook echte woorden die in de financiële wereld worden gebruikt.
Debiteuren zijn je klanten en hier krijg je geld van. Je crediteuren zijn je leveranciers die je nog moet betalen.
5. Cash flow
Vaak zegt een cash flow meer dan je winst uit onderneming zoals dit blijkt uit je winst & verliesrekening. Je cash flow is namelijk de mutatie in je liquide middelen. Dit is niet altijd gelijk aan je winst uit onderneming.
Voor je cash flow ben je afhankelijk van je debiteuren die jou moeten betalen en de crediteuren die jij nog moet betalen.
Een goede cash flow is van groot belang voor de continuïteit van je onderneming. Je kunt namelijk nog zulke goede ideeën hebben en zoveel klanten, maar als je meer moet betalen aan je crediteuren dan er binnenkomt via je debiteuren, heb je wel een probleem.
Veel ondernemers sturen dan ook op een (wekelijkse) cash flow. Wat is mijn huidige bankstand? Wat komt er binnen deze week? En hoeveel ga ik betalen? Kom ik dan ergens in de knoei met mijn bankstand?
6. Eigen vermogen
Je eigen vermogen staat niet gelijk aan de liquide middelen die je hebt en ook niet gelijk aan de winst uit je onderneming. Je eigen vermogen is het vermogen dat niet van derden is om je activa te kunnen financieren, zie hiervoor ook het stuk over de balans.
Over het algemeen wordt een onderneming financieel gezond verklaard als deze een behoorlijke portie eigen vermogen heeft. Vaak wordt hiervoor een percentage van 25% gehanteerd. Dit houdt in dat van 25% van je vermogen eigen vermogen is, en 75% vreemd vermogen, zoals schulden aan de bank of aan leveranciers.
7. Afschrijvingen
Als je investeringen doet in bedrijfsmiddelen die langer dan één jaar meegaan én ook nog eens duurder waren dan EUR 450,- (exclusief BTW), ga je deze investeren. Op je balans komen deze dan terecht op je debet zijde.
Vervolgens bepaal je de levensduur van je bedrijfsmiddel, bijvoorbeeld drie jaar. En je restwaarde. De restwaarde is het bedrag waarvoor je dit nog kunt verkopen na drie jaar. Vervolgens ga je dit bedrijfsmiddel afschrijven over de drie jaar waarin je het bedrijfsmiddel gebruikt. Dit afschrijven doe je om te voorkomen dat je in het ene jaar hele hoge kosten hebt, terwijl je ook in de komende jaren nog gebruikt maakt van dit bedrijfsmiddel. Afschrijvingen verstoren dus je winst & verliesrekening omdat deze wel behoren tot de kosten, maar niet meer ieder jaar zorgen voor cash out.
En natuurlijk een rekenvoorbeeld, zoals een echte financial:
Aanschaf laptop van EUR 1.400,-
Restwaarde EUR 200,-
Levensduur 3 jaar
Af te schrijven bedrag EUR 1.400,- minus EUR 200,- is EUR 1.200,-
Afschrijving per jaar is EUR 1.200,- gedeeld door drie jaar is EUR 400,- per jaar.
En nu?
Nog een laatste tip voor als je je gesprek aan gaat met je bank of boekhouder: Bereid je goed voor en schrijf je vragen op. Laat je niet afschepen en vraag gewoon door. Ook als termen niet duidelijk zijn, blijf net zo lang vragen tot je het snapt.